Wie schildert of op een andere manier met hout werkt, doet het regelmatig: afhaaien. Oud vakjargon voor schuren. Maar waar komt die uitdrukking eigenlijk vandaan?
Voordat je met verf of lak aan de slag gaat, moet de oppervlakte glad zijn. Want hoe beter de hechting, hoe mooier het eindresultaat. Dat wordt schuren dus, net zolang tot de ondergrond goed ‘dood’ is. En daar heb je schuurpapier voor nodig. Wat eigenlijk niets meer is dan een grote hoeveelheid scherpe deeltjes van een harde stof – denk aan glas, granaat of carborundum –, gelijmd op papier of linnen.
Tandjes
Maar dat is niet altijd zo geweest. In het verleden werden natuurlijke materialen gebruikt om de ondergrond op te ruwen. Zoals puimsteen en jawel, haaienvel. En daar is de term ‘afhaaien’ van afgeleid. De huid van een haai is namelijk bedekt met een soort tandjes. Zou je een haai van achter naar voor aaien, dan voelt dat ruw aan.
Tekst loopt door onder de foto.
Haaienvel bestaat uit allemaal ruwe tandjes.
Eerste schuurpapier
Het eerste schuurpapiertje? Dat is een Chinees exemplaar uit de 13de eeuw. Op de perkamenten achterkant zaten met natuurlijke gom geplette schelpen, zaden en zand geplakt. Het lukte Isaac Fischer jr. uit het Amerikaanse Springfield pas in 1834 om patent te krijgen op schuurpapier. Dat alleen droog kon worden gebruikt en waarvan het stof voor loodvergiftiging zorgde. Nat schuren was een uitvinding van 3M, begin 1920.
Lees ook: Stalen buitendeur schilderen.